doorrijden

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Etymology 1[edit]

From door- +‎ rijden.

Pronunciation[edit]

  • IPA(key): /ˌdoːrˈrɛi̯.də(n)/
  • Hyphenation: door‧rij‧den
  • Rhymes: -ɛi̯dən

Verb[edit]

doorrijden

  1. (transitive) to ride or drive through
  2. (transitive) to ride from start to end
Inflection[edit]
Conjugation of doorrijden (strong class 1, prefixed)
infinitive doorrijden
past singular doorreed
past participle doorreden
infinitive doorrijden
gerund doorrijden n
present tense past tense
1st person singular doorrijd doorreed
2nd person sing. (jij) doorrijdt doorreed
2nd person sing. (u) doorrijdt doorreed
2nd person sing. (gij) doorrijdt doorreedt
3rd person singular doorrijdt doorreed
plural doorrijden doorreden
subjunctive sing.1 doorrijde doorrede
subjunctive plur.1 doorrijden doorreden
imperative sing. doorrijd
imperative plur.1 doorrijdt
participles doorrijdend doorreden
1) Archaic.

Etymology 2[edit]

From door +‎ rijden.

Pronunciation[edit]

  • IPA(key): /ˈdoːrˌrɛi̯.də(n)/
  • Hyphenation: door‧rij‧den

Verb[edit]

doorrijden

  1. (intransitive) to continue riding or driving
  2. (intransitive) to increase speed
  3. (transitive) to ride or drive through
Inflection[edit]
Conjugation of doorrijden (strong class 1, separable)
infinitive doorrijden
past singular reed door
past participle doorgereden
infinitive doorrijden
gerund doorrijden n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular rijd door reed door doorrijd doorreed
2nd person sing. (jij) rijdt door reed door doorrijdt doorreed
2nd person sing. (u) rijdt door reed door doorrijdt doorreed
2nd person sing. (gij) rijdt door reedt door doorrijdt doorreedt
3rd person singular rijdt door reed door doorrijdt doorreed
plural rijden door reden door doorrijden doorreden
subjunctive sing.1 rijde door rede door doorrijde doorrede
subjunctive plur.1 rijden door reden door doorrijden doorreden
imperative sing. rijd door
imperative plur.1 rijdt door
participles doorrijdend doorgereden
1) Archaic.