energiezuinig

Dutch

Etymology

Compound of energie (“energy”) +‎ zuinig (“thrifty, frugal”).

Pronunciation

• (Netherlands) IPA^(key): /eː.nərˌʒiˈzœy̯.nəx/, /eː.nɛrˌʒiˈzœy̯.nəx/, /ˌeː.nər.ʒiˈzœy̯.nəx/, /ˌeː.nɛr.ʒiˈzœy̯.nəx/
• (Belgium) IPA^(key): /eː.nərˈɣiˌzœy̯.nəx/, /eː.nɛrˈɣiˌzœy̯.nəx/

• Audio

  (file)

• Hyphenation: e‧ner‧gie‧zui‧nig

Adjective

energiezuinig (comparative energiezuiniger, superlative energiezuinigst)

1. energy-efficient, energy-saving

Inflection

Declension of energiezuinig
uninflected	energiezuinig
inflected	energiezuinige
comparative	energiezuiniger
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		energiezuinig	energiezuiniger	het energiezuinigst het energiezuinigste
indefinite	m./f. sing.	energiezuinige	energiezuinigere	energiezuinigste
	n. sing.	energiezuinig	energiezuiniger	energiezuinigste
	plural	energiezuinige	energiezuinigere	energiezuinigste
definite		energiezuinige	energiezuinigere	energiezuinigste
partitive		energiezuinigs	energiezuinigers	—

Derived terms

• energiezuinigheid