geëxpandeerd

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Pronunciation[edit]

  • Audio:(file)

Participle[edit]

geëxpandeerd

  1. past participle of expanderen

Declension[edit]

Declension of geëxpandeerd
uninflected geëxpandeerd
inflected geëxpandeerde
positive
predicative/adverbial geëxpandeerd
indefinite m./f. sing. geëxpandeerde
n. sing. geëxpandeerd
plural geëxpandeerde
definite geëxpandeerde
partitive geëxpandeerds