gefêteerd

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Pronunciation[edit]

  • (file)

Participle[edit]

gefêteerd

  1. past participle of fêteren

Declension[edit]

Declension of gefêteerd
uninflected gefêteerd
inflected gefêteerde
positive
predicative/adverbial gefêteerd
indefinite m./f. sing. gefêteerde
n. sing. gefêteerd
plural gefêteerde
definite gefêteerde
partitive gefêteerds