gefixeerd

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Pronunciation[edit]

  • (file)

Participle[edit]

gefixeerd

  1. past participle of fixeren

Declension[edit]

Declension of gefixeerd
uninflected gefixeerd
inflected gefixeerde
positive
predicative/adverbial gefixeerd
indefinite m./f. sing. gefixeerde
n. sing. gefixeerd
plural gefixeerde
definite gefixeerde
partitive gefixeerds