geitenherder
Jump to navigation
Jump to search
Dutch[edit]
Etymology[edit]
Compound of geit + -en- + herder.
Pronunciation[edit]
Noun[edit]
geitenherder m (plural geitenherders, diminutive geitenherdertje n)
- goatherd
- Buiten de bebouwde kom wordt gehoorbescherming sterk aanbevolen vanwege het gejodel van de eenzame geitenherders.
- The use of hearing protection is strongly recommended outside developed areas because of the yodeling of the lonely goatherds.