geloofwaardig

Dutch

Etymology

From geloof +‎ -waardig.

Pronunciation

• IPA^(key): /ɣəˌloːfˈʋaːr.dəx/

• Audio

  (file)

• Hyphenation: ge‧loof‧waar‧dig

Adjective

geloofwaardig (comparative geloofwaardiger, superlative geloofwaardigst)

1. credible

   De politicus heeft ons van alles beloofd, maar hij heeft niets bereikt. Hij is totaal niet meer geloofwaardig. ― (please add an English translation of this usage example)

Inflection

Declension of geloofwaardig
uninflected	geloofwaardig
inflected	geloofwaardige
comparative	geloofwaardiger
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		geloofwaardig	geloofwaardiger	het geloofwaardigst het geloofwaardigste
indefinite	m./f. sing.	geloofwaardige	geloofwaardigere	geloofwaardigste
	n. sing.	geloofwaardig	geloofwaardiger	geloofwaardigste
	plural	geloofwaardige	geloofwaardigere	geloofwaardigste
definite		geloofwaardige	geloofwaardigere	geloofwaardigste
partitive		geloofwaardigs	geloofwaardigers	—

Derived terms

• geloofwaardigheid
• ongeloofwaardig