neerschrijven
Jump to navigation
Jump to search
Dutch[edit]
Etymology[edit]
From neer (“down”) + schrijven (“to write”).
Pronunciation[edit]
Audio (file)
Verb[edit]
neerschrijven
- to write down
Inflection[edit]
Conjugation of neerschrijven (strong class 1, separable) | ||||
---|---|---|---|---|
infinitive | neerschrijven | |||
past singular | schreef neer | |||
past participle | neergeschreven | |||
infinitive | neerschrijven | |||
gerund | neerschrijven n | |||
main clause | subordinate clause | |||
present tense | past tense | present tense | past tense | |
1st person singular | schrijf neer | schreef neer | neerschrijf | neerschreef |
2nd person sing. (jij) | schrijft neer | schreef neer | neerschrijft | neerschreef |
2nd person sing. (u) | schrijft neer | schreef neer | neerschrijft | neerschreef |
2nd person sing. (gij) | schrijft neer | schreeft neer | neerschrijft | neerschreeft |
3rd person singular | schrijft neer | schreef neer | neerschrijft | neerschreef |
plural | schrijven neer | schreven neer | neerschrijven | neerschreven |
subjunctive sing.1 | schrijve neer | schreve neer | neerschrijve | neerschreve |
subjunctive plur.1 | schrijven neer | schreven neer | neerschrijven | neerschreven |
imperative sing. | schrijf neer | |||
imperative plur.1 | schrijft neer | |||
participles | neerschrijvend | neergeschreven | ||
1) Archaic. |