onbespeelbaar

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Etymology[edit]

From on- (un-) +‎ bespelen (to play) +‎ -baar (-able).

Pronunciation[edit]

  • IPA(key): /ˈɔn.bəˌspeːl.baːr/
  • (file)
  • Hyphenation: on‧be‧speel‧baar

Adjective[edit]

onbespeelbaar (comparative onbespeelbaarder, superlative onbespeelbaarst)

  1. unplayable

Inflection[edit]

Declension of onbespeelbaar
uninflected onbespeelbaar
inflected onbespeelbare
comparative onbespeelbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial onbespeelbaar onbespeelbaarder het onbespeelbaarst
het onbespeelbaarste
indefinite m./f. sing. onbespeelbare onbespeelbaardere onbespeelbaarste
n. sing. onbespeelbaar onbespeelbaarder onbespeelbaarste
plural onbespeelbare onbespeelbaardere onbespeelbaarste
definite onbespeelbare onbespeelbaardere onbespeelbaarste
partitive onbespeelbaars onbespeelbaarders