ontdekking
Jump to navigation
Jump to search
Dutch[edit]
Etymology[edit]
Pronunciation[edit]
Noun[edit]
ontdekking f (plural ontdekkingen, diminutive ontdekkinkje n)
- discovery
- De ontdekkingsreiziger deed een opmerkelijke ontdekking in het onbekende gebied.
- The explorer made a remarkable discovery in the uncharted territory.
- De wetenschappers deden een baanbrekende ontdekking op het gebied van geneeskunde.
- The scientists made a groundbreaking discovery in the field of medicine.
- De archeologen deden een belangrijke ontdekking in de oude ruïnes.
- The archaeologists made an important discovery in the ancient ruins.