wegnemen

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Etymology[edit]

From weg (away) +‎ nemen (to take).

Pronunciation[edit]

  • (file)

Verb[edit]

wegnemen

  1. to take away
    Ze nam zijn speelgoed weg omdat hij stout was.
    She took away his toy because he was naughty.

Inflection[edit]

Conjugation of wegnemen (strong class 4, separable)
infinitive wegnemen
past singular nam weg
past participle weggenomen
infinitive wegnemen
gerund wegnemen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular neem weg nam weg wegneem wegnam
2nd person sing. (jij) neemt weg nam weg wegneemt wegnam
2nd person sing. (u) neemt weg nam weg wegneemt wegnam
2nd person sing. (gij) neemt weg naamt weg wegneemt wegnaamt
3rd person singular neemt weg nam weg wegneemt wegnam
plural nemen weg namen weg wegnemen wegnamen
subjunctive sing.1 neme weg name weg wegneme wegname
subjunctive plur.1 nemen weg namen weg wegnemen wegnamen
imperative sing. neem weg
imperative plur.1 neemt weg
participles wegnemend weggenomen
1) Archaic.

Descendants[edit]

  • Afrikaans: wegneem
  • Negerhollands: neem wee

Anagrams[edit]