wilskrachtig

Dutch

Etymology

From wilskracht +‎ -ig.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˌʋɪlsˈkrɑx.təx/

• Audio

  (file)

• Hyphenation: wils‧krach‧tig
• Rhymes: -ɑxtəx

Adjective

wilskrachtig (comparative wilskrachtiger, superlative wilskrachtigst)

1. Displaying or relating to willpower; strong-willed.

Inflection

Declension of wilskrachtig
uninflected	wilskrachtig
inflected	wilskrachtige
comparative	wilskrachtiger
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		wilskrachtig	wilskrachtiger	het wilskrachtigst het wilskrachtigste
indefinite	m./f. sing.	wilskrachtige	wilskrachtigere	wilskrachtigste
	n. sing.	wilskrachtig	wilskrachtiger	wilskrachtigste
	plural	wilskrachtige	wilskrachtigere	wilskrachtigste
definite		wilskrachtige	wilskrachtigere	wilskrachtigste
partitive		wilskrachtigs	wilskrachtigers	—