Afrikaanssprekende
Jump to navigation
Jump to search
Afrikaans[edit]
Etymology[edit]
From Afrikaans + sprekend (“speaking”).
Pronunciation[edit]
Audio (file)
Adjective[edit]
Afrikaanssprekende
- attributive form of Afrikaanssprekend.
Noun[edit]
Afrikaanssprekende (plural Afrikaanssprekendes)
Usage notes[edit]
In practice, often used as a synonym of Afrikaner to describe White Afrikaans speakers.