alleenstaand

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Dutch Wikipedia has an article on:
Wikipedia nl

Etymology[edit]

From alleen +‎ staand.

Pronunciation[edit]

  • IPA(key): /ɑˈleːnˌstaːnt/
  • (file)
  • Hyphenation: al‧leen‧staand

Adjective[edit]

alleenstaand (not comparable)

  1. single, unmarried
    Coordinate term: getrouwd
    allenstaande moedersingle mother

Inflection[edit]

Inflection of alleenstaand
uninflected alleenstaand
inflected alleenstaande
comparative
positive
predicative/adverbial alleenstaand
indefinite m./f. sing. alleenstaande
n. sing. alleenstaand
plural alleenstaande
definite alleenstaande
partitive alleenstaands