heen en weer

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Pronunciation[edit]

  • (file)

Adverb[edit]

heen en weer

  1. to and fro, back and forth
    Hij liep heen en weer in de kamer terwijl hij aan het nadenken was.
    He paced to and fro in the room while he was thinking.
    De schommel bewoog heen en weer onder de boom.
    The swing moved back and forth under the tree.

See also[edit]