kortelings

Dutch

Etymology

From kort (“short”) +‎ -e- +‎ -lings.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈkɔr.təˌlɪŋs/

• Audio

  (file)

• Hyphenation: kor‧te‧lings

Adjective

kortelings (comparative kortelingser, superlative meest kortelings or kortelingst)

1. recent
2. (now Belgium) forthcoming, shortly

Inflection

Declension of kortelings
uninflected	kortelings
inflected	kortelingse
comparative	kortelingser
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		kortelings	kortelingser	het kortelingst het kortelingste
indefinite	m./f. sing.	kortelingse	kortelingsere	kortelingste
	n. sing.	kortelings	kortelingser	kortelingste
	plural	kortelingse	kortelingsere	kortelingste
definite		kortelingse	kortelingsere	kortelingste
partitive		kortelings	kortelingsers	—

Adverb

kortelings

1. recently
2. (now Belgium) soon, shortly