vennootschap
Jump to navigation
Jump to search
Dutch[edit]
Etymology[edit]
From Middle Dutch vennootschap. Equivalent to vennoot (“partner”) + -schap (“-ship”).
Pronunciation[edit]
Noun[edit]
vennootschap f (plural vennootschappen, diminutive vennootschapje n)
Derived terms[edit]
- aandelenvennootschap
- beheersvennootschap
- beleggingsvennootschap
- besloten vennootschap
- beursvennootschap
- brievenbusvennootschap
- commanditaire vennootschap
- coöperatieve vennootschap
- dochtervennootschap
- doelvennootschap
- doorstroomvennootschap
- familievennootschap
- handelsvennootschap
- kapitaalvennootschap
- kasgeldvennootschap
- managementvennootschap
- moedervennootschap
- naamloze vennootschap
- patrimoniumvennootschap
- personenvennootschap
- plankvennootschap
- portagevennootschap
- projectvennootschap
- schelpvennootschap
- structuurvennootschap
- vennootschap met sociaal oogmerk
- vennootschap onder firma
- vennootschapsbelasting
Descendants[edit]
- Afrikaans: vennootskap