ontromen

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Etymology[edit]

From room (cream) +‎ ont- -en (privative verb-forming circumfix).

Pronunciation[edit]

  • IPA(key): /ˌɔntˈroː.mə(n)/
  • (file)
  • Hyphenation: ont‧ro‧men
  • Rhymes: -oːmən

Verb[edit]

ontromen

  1. (transitive) to decream, to remove cream from

Inflection[edit]

Conjugation of ontromen (weak, prefixed)
infinitive ontromen
past singular ontroomde
past participle ontroomd
infinitive ontromen
gerund ontromen n
present tense past tense
1st person singular ontroom ontroomde
2nd person sing. (jij) ontroomt ontroomde
2nd person sing. (u) ontroomt ontroomde
2nd person sing. (gij) ontroomt ontroomde
3rd person singular ontroomt ontroomde
plural ontromen ontroomden
subjunctive sing.1 ontrome ontroomde
subjunctive plur.1 ontromen ontroomden
imperative sing. ontroom
imperative plur.1 ontroomt
participles ontromend ontroomd
1) Archaic.