vreemdgaan

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Dutch Wikipedia has an article on:
Wikipedia nl

Etymology[edit]

From German fremdgehen. Analysable as vreemd +‎ gaan, thus “to go strange”, that is “to go with a stranger/outsider”.

Pronunciation[edit]

  • IPA(key): /ˈvreːmtxaːn/
  • (file)

Verb[edit]

vreemdgaan

  1. to cheat; to wander (have sexual or romantic relations with another than one's stable partner, typically in secrecy)
    Synonyms: overspel plegen, scheve schaats rijden

Inflection[edit]

Conjugation of vreemdgaan (strong class 7, irregular, separable)
infinitive vreemdgaan
past singular ging vreemd
past participle vreemdgegaan
infinitive vreemdgaan
gerund vreemdgaan n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular ga vreemd ging vreemd vreemdga vreemdging
2nd person sing. (jij) gaat vreemd ging vreemd vreemdgaat vreemdging
2nd person sing. (u) gaat vreemd ging vreemd vreemdgaat vreemdging
2nd person sing. (gij) gaat vreemd gingt vreemd vreemdgaat vreemdgingt
3rd person singular gaat vreemd ging vreemd vreemdgaat vreemdging
plural gaan vreemd gingen vreemd vreemdgaan vreemdgingen
subjunctive sing.1 ga vreemd ginge vreemd vreemdga vreemdginge
subjunctive plur.1 gaan vreemd gingen vreemd vreemdgaan vreemdgingen
imperative sing. ga vreemd
imperative plur.1 gaat vreemd
participles vreemdgaand vreemdgegaan
1) Archaic.

Anagrams[edit]